woensdag, februari 22, 2006

2. Tekst Wetsvoorstel Huisverbod bij Huiselijk Geweld

Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet huisverbod bij huiselijk geweld)

Voorstel van wet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een maatregel in te voeren waarmee een persoon die een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meerdere personen met wie hij een huishouden deelt tijdelijk een huisverbod kan worden opgelegd teneinde de veiligheid van deze personen te waarborgen en een periode te creëren waarin maatregelen genomen kunnen worden om de dreiging van huiselijk geweld te doen wegnemen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

a. huisverbod: last tot het onmiddellijk verlaten van de woning en een verbod tot het betreden van, zich ophouden bij of aanwezig zijn in de woning en een verbod om contact op te nemen met de personen met wie de persoon tot wie de beschikking is gericht, het huishouden deelt;

b. uithuisgeplaatste: degene aan wie een huisverbod is opgelegd;

c. politieambtenaar: ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

Artikel 2

1. De burgemeester kan bij gedagtekende beschikking voor een periode van tien dagen een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat zijn aanwezigheid in zijn woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meerdere personen met wie hij een huishouden deelt of op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de aard van de feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven om een huisverbod op te leggen.

2. Een huisverbod kan slechts worden opgelegd indien de persoon, bedoeld in het eerste lid, meerderjarig is en zijn werkelijk verblijf in de gemeente heeft.

3. In het geval dat de burgemeester voornemens is het huisverbod op te leggen wegens kindermishandeling of een ernstig vermoeden daarvan neemt hij contact op met de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, in de provincie waarin de gemeente zich bevindt teneinde te overleggen over het voornemen om een huisverbod op te leggen.

4. De beschikking bevat een omschrijving van de plaats waarvoor het huisverbod geldt en de duur van het huisverbod. Voorts bevat zij de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van het huisverbod. Bij regeling van Onze Minister van Justitie kunnen nadere regels worden gegeven met betrekking tot de beschikking.

5. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat het huisverbod niet tevoren op schrift kan worden gesteld, wordt alsnog zorggedragen voor spoedige opschriftstelling en bekendmaking.

6. De uithuisgeplaatste geeft aan waar hij bereikbaar is. Indien hij dit niet terstond kan doorgeven, geeft hij dit binnen 24 uur door aan de burgemeester.

7. De burgemeester informeert onverwijld degene met wie de uithuisgeplaatste een huishouden deelt, alsmede de door de burgemeester aangewezen instantie voor advies of hulpverlening over de inhoud van de beschikking en de gevolgen van niet-naleving van de beschikking voor de uithuisgeplaatste. Indien het huisverbod wordt opgelegd wegens kindermishandeling of een ernstig vermoeden daarvan informeert de burgemeester de stichting, bedoeld in het derde lid.

Artikel 3

1. De burgemeester kan de bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en de taken, bedoeld in artikel 2, derde en zevende lid, en artikel 5, eerste lid, mandateren aan een hulpofficier van justitie. Artikel 10:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

2. De hulpofficier van justitie informeert de burgemeester onverwijld over het huisverbod dat hij heeft opgelegd.

Artikel 4

1. Indien het gevaar, bedoeld in artikel 2, eerste lid, zich voordoet, is de burgemeester of een politieambtenaar met het oog op het opleggen van het huisverbod, bevoegd de woning zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

2. De burgemeester draagt er zorg voor dat naleving van het huisverbod wordt gecontroleerd. Deze controle wordt uitgevoerd door één of meer politieambtenaren. Zij zijn daarbij bevoegd elke plaats waar de uithuisgeplaatste zich op grond van het huisverbod niet mag bevinden zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

3. De politieambtenaar vordert van de uithuisgeplaatste de sleutel of sleutels die hem toegang tot de woning verschaffen en is bevoegd deze zo nodig na de uithuisgeplaatste daartoe aan de kleding onderzocht te hebben, aan de uithuisgeplaatste te ontnemen. De politieambtenaar geeft de uithuisgeplaatste een bewijs van ontvangst van de sleutel of de sleutels die hem zijn ontnomen.

Artikel 5

1. De burgemeester draagt er, indien de uithuisgeplaatste daartoe de wens te kennen heeft gegeven, zorg voor dat de uithuisgeplaatste voor de duur van de behandeling van zijn verzoek om een voorlopige voorziening binnen 24 uur wordt bijgestaan door een raadsman.

2. De artikelen 38, 39, 40, eerste en derde tot en met vijfde lid, 45 tot en met 48 en 51 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a. voor «de inverzekeringstelling» wordt gelezen: het huisverbod;

b. voor «de officier van justitie» en «het openbaar ministerie» wordt gelezen: de burgemeester;

c. voor «de verdachte» of «de inverzekering gestelde verdachte» wordt gelezen: de uithuisgeplaatste.

Artikel 6

1. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op het huisverbod.

2. Indien een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het huisverbod, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt gedaan:

a. wordt, in afwijking van artikel 8:83, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de uithuisgeplaatste binnen drie dagen door de voorzieningenrechter gehoord;

b. doet de voorzieningenrechter in afwijking van artikel 8:84, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk na het horen van partijen uitspraak tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden in welk geval de rechtbank binnen 24 uur na de behandeling van de zaak uitspraak doet.

3. De rechter betrekt bij de beoordeling van het besluit tevens de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het opleggen van het huisverbod.

Artikel 7

De rechter stelt minderjarigen die tot het huishouden van de uithuisgeplaatste behoren en die de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt, in de gelegenheid hem hun mening kenbaar te maken. Hij kan deze minderjarigen indien zij de leeftijd van twaalf jaren nog niet hebben bereikt, in de gelegenheid stellen hun mening kenbaar te maken op een door hem te bepalen wijze.

Artikel 8

1. Binnen twee weken na dagtekening van de uitspraak zendt de griffier kosteloos een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter aan:

a. de echtgenoot, geregistreerd partner, andere levensgezel of andere meerderjarige persoon met wie de uithuisgeplaatste het huishouden deelt;

b. het bureau van de politie van de gemeente;

c. in geval er minderjarigen betrokken zijn: het bureau jeugdzorg in de provincie waarbinnen de gemeente van de burgemeester zich bevindt.

2. De griffier stelt de uithuisgeplaatste, de raadsman van de uithuisgeplaatste, de burgemeester en de personen, bedoeld in het eerste lid, onder a voor zover zij niet ter zitting aanwezig waren, en het bureau van de politie van de gemeente onverwijld mondeling op de hoogte van de beslissing, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9

1. De burgemeester kan een beschikking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, verlengen tot ten hoogste vier weken na dagtekening van de beschikking, indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet. Artikel 2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. Het beroep of hoger beroep tegen de beschikking tot het opleggen van een huisverbod heeft mede betrekking op een beschikking tot verlenging van het huisverbod als bedoeld in het eerste lid, voorzover de belanghebbende deze beschikking betwist.

3. In beroep of hoger beroep legt de belanghebbende zo mogelijk een afschrift over van de beschikking die hij betwist.

4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om een voorlopige voorziening.

Artikel 10

1. De beschikking van de burgemeester wordt gedurende vijf jaren ter gemeentesecretarie bewaard en vervolgens vernietigd. De in de loop van deze termijn ontvangen stukken betreffende het huisverbod worden daarbij gevoegd.

2. De persoonsgegevens, opgenomen in de beschikking of in de andere stukken, bedoeld in het eerste lid, worden verzameld met het oog op het opleggen, het verlengen en de controle op de naleving van het huisverbod.

3. Is de beschikking niet ten uitvoer gelegd, dan wordt daarop de reden van niet-tenuitvoerlegging aangetekend. Het eerste lid is van toepassing.

Artikel 11

Overtreding van het huisverbod wordt bestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie.

Artikel 12

In artikel 67, eerste lid, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

artikel 11 van de Wet huisverbod bij huiselijk geweld.

Artikel 13

De Algemene termijnenwet is op de termijnen, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 9, eerste lid, niet van toepassing.

Artikel 14

In artikel 43, tweede lid, onderdeel g, van de Wet op de rechtsbijstand wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. artikel 5 van de Wet huisverbod bij huiselijk geweld.

Artikel 15

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 16

Deze wet wordt aangehaald als: Wet huisverbod bij huiselijk geweld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties,

Geen opmerkingen: